De zes best betaalde hefboomfondsmanagers verdienden vorig jaar elk meer dan 2 miljard dollar. Met iets meer dan één gecombineerd maandloon van deze zes zou Amerika zijn universeel pre-kindergartenprogramma pre-K-for all kunnen financieren, iets waar president Obama niet in geslaagd is, schreef de New York Times vorige week.
Bovenaan de meest recente Institutional Investor Alpha lijst van ’s werelds meest succesvolle hedgefundmanagers staan David Tepper van Appaloosa Management (hij verdiende vorig jaar 3,5 miljard dollar), Stephen Cohen van SAC Capital (2,4 miljard), John Paulson van Paulson & Co. (2,3 miljard) en James Simons van Renaissance Technologies (2,2 miljard).
Waarom deze astronomische bedragen, vragen steeds meer mensen zich af, en is dat wel rechtvaardig?
Matt Yglesias berekende vorige week op Vox dat de 21,1 miljard dollar die de top 25 hedgies in 2013 opstreken de gecombineerde salarissen van alle kleuteronderwijzers in gans de VS overtreffen. Daarop riep topeconoom Paul Krugman onmiddellijk op tot hogere belastingen op hedgefundsmanagers, die volgens hem profiteren van allerlei belastingachterpoortjes.
De belangrijkste oorzaken van de gigantische inkomens van deze mensen, zijn de vergoedingen die ze eisen voor hun diensten. Doch waarom beleggers deze uiterst dure vergoedingen blijven aanvaarden is een mysterie voor zakenjournalist John Cassidy.
Vroeger konden de managers van deze hefboomfondsen nog aanvoeren dat ze recht hadden op hun vergoedingen omdat ze consistent beter presteerden dan de markt. Dat is vandaag de dag echter niet langer het geval aangezien de hefboomfondsen het al vijf jaar op rij gemiddeld slechter doen dan de beurs. Vorig jaar genereerde de S&P 500 bijvoorbeeld een return van 32% – en het gemiddelde fonds slechts 7,4%!
Doch ondanks hun vrij erbarmelijke prestaties zijn de fondsen ook dit jaar peperduur. Beleggen in een S&P indexfonds is mogelijk tegen een jaarlijkse vergoeding van ongeveer 0,1% (dus 100 dollar voor elke 100.000 die je investeert). Om hetzelfde bedrag te beleggen bij een bekend hefboomfonds mag je je aan een factuur van ongeveer 2.000 dollar verwachten, plus 20% “prestatievergoeding” daarbovenop.
Voor de volledigheid: de hierboven vermelde topfondsen deden het wellicht veel beter dan het gemiddelde. De officiële cijfers ontbreken nog, maar sommige van de topfondsen presteerden ongetwijfeld beduidend beter dan de beurs. Toch staat daar tegenover dat andere hedgies vorig jaar honderden miljoenen dollars uitbetaald kregen zonder het beter te doen dan het marktgemiddelde.
Dit is belangrijk omdat ook pensioen-, liefdadigheids- en overheidsfondsen in hefboomfondsen beleggen. Sommige van deze vergoedingen worden dus met de pensioenen of lonen van gewone mensen betaald.
Gelukkig is de situatie niet aan iedereen ontgaan en daalt de populariteit van de fondsen gevoelig. Sommige hedgefondsen (vooral de nieuwere) voelen zelfs genoeg druk om met lagere vergoedingen te beginnen experimenteren. De oudetwo and twenty formule (2% op het geïnvesteerd bedrag en 20% prestatievergoeding) evolueert volgens The Economist langzaam naar iets als “1,4% en 17%”.
Toch houden deze absurde vergoedingen grotendeels stand. Cassidy begrijpt dan ook niet dat deze mensen daar weg mee komen: 'Dit is een concurrentiële sector. Waarom gelden de economische wetten hier dan niet?” (via John Cassidy in The New Yorker)
Bron : Express.be / John Cassidy The New Yorker





